Ik win, of ik leer

In de sport wordt de slogan “Je wint, of je leert” veelvuldig gebruikt om constructief om te gaan met verlies en faalervaringen. Maar zoals zo vaak klinkt dit eenvoudiger dan het in werkelijkheid is. Mensen hebben over het algemeen moeite om te leren van fouten, mislukkingen en falen. In plaats van te focussen op leren, ligt de nadruk vaak op het herstellen van het gekwetste ego. Werken aan het herstel of het behoud van zelfvertrouwen is niet verkeerd, maar het is zonde als het daarbij blijft. Van falen kun je namelijk veel leren. Dit gebeurt echter niet vanzelf; het vraagt om mentale kracht.

“Ik heb niet gefaald. Ik heb slechts 10.000 manieren gevonden die niet blijken te werken” is een beroemde uitspraak van Thomas Edison, de uitvinder van onder andere de gloeilamp. Hiermee benadrukte hij dat falen en mislukkingen niet als negatief moeten worden beschouwd. Integendeel, de weg naar succes is onvermijdelijk bezaaid met problemen, tegenslagen en obstakels die overwonnen moeten worden. Nelson Mandela bracht een soortgelijke gedachte onder woorden met zijn beroemde uitspraak: Ik faal nooit; of ik win, of ik leer.

Maar in een recent overzichtsartikel concluderen collega’s Ryan Carlson en Ayelet Fishbach, beiden verbonden aan de Universiteit van Chicago, dat leren van faalervaringen helemaal niet vanzelfsprekend is. Een fundamenteel principe in de psychologie is namelijk de zogenaamde ‘Wet van het effect’, in 1898 geformuleerd door Edward Thorndike. Iedereen weet ook uit eigen ervaring dat succes goed voelt, en dat het naar meer smaakt. Daarom is de kans groot dat succesvol gedrag wordt herhaald, in de verwachting dat het opnieuw zal leiden tot beloningen en succes.

Falen, of het niet behalen van gewenste uitkomsten, voelt daarentegen slecht. Jorinde van Klinken, bijvoorbeeld, won bij de Europese kampioenschappen in Rome 2024 zilver bij zowel het discuswerpen als bij het kogelstoten. Bij de Olympische Spelen in Parijs 2024 rekende ze zichzelf bij het discuswerpen, als houdster van het Nederlandse record met 70,22 meter, tot de kanshebsters op goud. Maar met een afstand van 63,35 meter bleef ze steken op een zevende plaats. Bij het kogelstoten werd Van Klinken 28ste met een afstand van 16,35, ruim drie meter onder haar persoonlijk record. Voor de camera van de NOS gaf ze aan dat ze zich ‘dom’ voelde omdat ze niet had laten zien wat ze kon; ze voelde ‘pure teleurstelling’. Later noemde ze het op Instagram haar ‘Olympische nachtmerrie’.

Falen gaat inderdaad vaak gepaard met teleurstelling, frustratie en het gevoel tekort te schieten, maar ook met schaamte, angst voor herhaling, onzekerheid en een gekwetst ego. Onderzoek toont aan dat mensen dan minder goed leren, in ieder geval veel minder goed dan na succes of het ontvangen van positieve feedback. Na falen is de primaire neiging om de zelf-effectiviteit in stand te houden of te repareren, bijvoorbeeld door de omstandigheden, de faciliteiten, het materiaal, de scheidsrechter, het weer of medespelers de schuld te geven. Het komt ook voor dat mensen, net als Jorinde, onthutst zijn en in totale verwarring. Of ze zijn er helemaal klaar mee, trekken zich terug en gaan op zoek naar een nieuwe sport, baan of opleiding waar ze positievere verwachtingen van hebben.

Kortom, na falen komt de vraag ‘Wat kan ik hiervan leren?’ niet als eerste op in het menselijk brein. Maar het is zonde om faalervaringen niet te benutten, want van verliezen en falen kun je vaak meer leren dan van winnen en succes. Immers, na succes heb je geleerd wat werkt, althans op dat moment en onder die omstandigheden. Volgens de ‘Wet van het effect’ ben je vervolgens sterk geneigd de volgende keer hetzelfde te doen. Het niet altijd effectieve principe van ‘Never change a winning team’, is hier een voorbeeld van.

Na succes ligt de relevante informatie voor het grijpen: alles wat je hebt gedaan dat tot de succesvolle uitkomst heeft geleid. Falen daarentegen biedt meer stof tot nadenken en daarmee meer materiaal om van te leren, maar het vereist ook meer mentale kracht. Immers, na falen moet je uitzoeken wat er niet werkte en waarom, en wat je dus moet vermijden. Vervolgens bedenk je – net als Thomas Edison – nieuwe plannen, strategieën en scenario’s waarvan pas later zal blijken of ze het gewenste effect hebben. Deze informatie is in het brein minder toegankelijk dan de handelingen en acties die tot succes hebben geleid.

Om te leren van falen moeten dus zowel emotionele als cognitieve barrières worden overwonnen. Emotioneel moeten sporters leren omgaan met een gekwetst ego, teleurstelling en frustratie door het niet behalen van gewenste uitkomsten, twijfels over hun eigen capaciteiten, (ingebeelde) negatieve oordelen van anderen, en het mislopen van punten, medailles en/of financieel gewin.

Een cognitieve barrière na falen is de alom aanwezige menselijke neiging om cognitieve inspanning te minimaliseren. Een typische gedachte na falen is bijvoorbeeld: “Snel vergeten, geen aandacht aan besteden, op naar de volgende wedstrijd”. Soms wordt ‘fouten maken’ zelfs volledig ontkent. Een grappige illustratie hiervan is de één van de legendarische uitspraken van Johan Cruijff: “Ik maak eigenlijk zelden fouten, want ik heb moeite me te vergissen.” En wanneer fouten wel worden erkend en verwerkt, dan is de cognitieve activiteit – zoals gezegd – veelal niet op leren gericht maar op het in stand houden of herstellen van het ego en het zelfvertrouwen.

Hoe ontwikkel je de mentale kracht om weerstand te bieden aan emotionele en cognitieve barrières?

Ten eerste is het belangrijk te begrijpen dat emotionele en cognitieve reacties hand in hand gaan. Emoties ontstaan uit gedachten, en vice versa. Dit impliceert dat we ook positieve emoties kunnen opwekken door positieve gedachten te genereren. Sporters die hierin slagen, staan meer open voor het leren van wat misging. Een effectieve mentale vaardigheid in dit verband wordt in de psychologie aangeduid als self-affirmation. Dit houdt in dat sporters algemene, positieve aspecten van zichzelf, zowel binnen als buiten de sport, herbevestigen. Dit kan door na te denken over vragen als: Waarom ben je een goed (moreel, eerlijk, sociaal, adaptief) persoon? Welke factoren, gebeurtenissen en personen hebben jou gevormd en de persoon gemaakt die je nu bent? Welke successen heb je in het verleden geboekt? Wat zijn jouw sterke kanten en kernwaarden, en hoe en waar pas je die toe? Waarom verdient jouw gedrag binnen en buiten de sport lof en waardering? Zo’n bredere context herinnert sporters eraan dat ze goed en waardevol zijn zoals ze zijn, dat ze zich niet voortdurend hoeven te bewijzen, en dat een faalervaring (net als een succeservaring) slechts een momentopname is die niet bepaalt wie je bent als persoon. Zo sprak Jorinde van Klinken op Instagram haar waardering uit voor het feit dat “… zij niet alleen wordt gezien als atleet, maar ook als de vrouw die ze is.” Zo’n bredere context fungeert, anders gezegd, als ego-beschermende buffer waardoor sporters beter in staat zijn om met open vizier lering te trekken uit faalervaringen.

Emotionele en cognitieve barrières kunnen ook worden overwonnen door afstand te nemen.  Het blijkt gemakkelijker om te leren van fouten wanneer je de situatie objectiveert. Een effectieve methode hiervoor is om je faalervaring om te zetten in een inspirerend verhaal dat anderen kan motiveren. De kernvraag is: Wat, en hoe, heb ik geleerd van mijn falen, fouten of verlies, en hoe kunnen anderen daar hun voordeel mee doen? Ongeacht of je je inzichten uiteindelijk deelt met anderen, je analyse en advies zullen vooral je eigen ontwikkeling en groei bevorderen. Om emotionele en cognitieve barrières nog effectiever te verijdelen, kan het helpen om de situatie in de derde persoon te beschrijven en te analyseren. Als je Noah bent, vraag je je niet af: “Waarom heb ik verloren?” Meer afstand tot je eigen ego creëer je door te vragen: “Waarom heeft Noah verloren?”

Het eigen ego wordt letterlijk buitenspel gezet bij sociaal leren, oftewel het leren van faalervaringen van anderen. Belangrijk is dat deze anderen zijn ‘zoals jij’: mensen waarmee je je identificeert en waarvan je je goed kunt voorstellen dat het ook jou zou kunnen overkomen. Denk bijvoorbeeld aan teamgenoten, collega’s, familieleden, vrienden of klasgenoten. Voordat je zelf aan iets begint, maar ook in latere stadia, kun je als sporter, student of ondernemer leren van nederlagen, verprutste tentamens, of mislukte overnames van anderen. Hoe hebben zij het (achteraf gezien verkeerd) aangepakt? Hoe gingen zij met bepaalde zaken om? Hoe reageerden zij op fouten en tegenslagen? Wat werkte uiteindelijk wel, en waarom? Mogelijk leer je hiervan dat het belangrijk is om het grotere, langetermijndoel in het vizier te houden, dat een focus op controleerbare factoren het meest effectief is, dat een fout een indicatie is dat je leert en geen bewijs van gebrek aan talent, of dat het maken van scherpere keuzes en duidelijke prioriteiten de kans op gewenste uitkomsten vergroot.

Natuurlijk is de dichotomie “Ik win, of ik leer” te kort door de bocht. De werkelijkheid is altijd genuanceerder. Ook een succesvolle wedstrijd, race of kwalificatie verloopt zelden perfect. Winst of succes betekent dus niet dat er niets te verbeteren valt. En ook als je verliest heb je vaak dingen goed gedaan, misschien ging zelfs bijna alles goed. De tegenstander was dan simpelweg beter. Kortom, het daadwerkelijk benutten van leermogelijkheden na falen, maar ook na succes, vereist:

Kalmte om te zien wat wel goed is gegaan,
Moed om te onderkennen en te veranderen wat niet goed is gegaan,
En wijsheid om het verschil hiertussen te zien.

Komen we zo toch weer uit bij de Stoïcijnse filosofie.

Dat ga je pas zien als je het door hebt.

Verder lezen?

Learning from failure – Carlson & Fishbach (2024)

How to learn from your failures – Smith (2022)

Empirical evidence on the “Never Change a Winning Team” heuristic – Nüesch & Haas (2012)

What intelligence tests miss: The psychology of rational thought – Stanovich (2009)

Video

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *